Feb 24, 2022 . 4 min leestijd
Zelfstandigen betalen belastingen op hun winst: de omzet na aftrek van beroepskosten en sociale bijdragen. Hoe hoger het bedrag aan aftrekbare beroepskosten, hoe lager dus de belastingfactuur.
Maar wat als je als zelfstandige slechts beperkte tot geen beroepskosten hebt buiten je sociale bijdragen? Dan kan je gebruik maken van het systeem van forfaitaire kostenaftrek, zoals dat ook voor werknemers bestaat.
Ook werknemers kunnen hun onkosten bewijzen, maar het aantal werknemers dat daarvan gebruik maakt is beperkt. De reden is dat er al voorzien is in een vrij ruime ‘wettelijke forfait’ voor beroepskosten: voor inkomsten 2021 bedraag dit 30% op een beroepsinkomen tot € 16.400,00, daarboven is dit 0%. Het maximum bedraagt dus € 4.920,00. Slechts weinig werknemers kunnen hogere beroepskosten bewijzen.
Zelfstandigen kunnen inderdaad ook gebruik maken van hetzelfde systeem van forfaitaire beroepskosten: je mag dan 30% aftrekken van je brutowinst (= omzet – de kosten van aankopen van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen) en na aftrek van je sociale bijdragen en (S)VAPZ. Ook hier bedraagt het maximum bedrag € 4.290,00 voor inkomsten 2021.
Voor zelfstandigen is dit echter meestal niet zo’n interessante optie, de meesten kunnen (veel) hogere bedragen aan werkelijke beroepskosten bewijzen. Is dat echter niet het geval, dan loont het zeker de moeite om toch voor het kostenforfait te kiezen.
Zelfstandigen in bijberoep, die dus een andere hoofdactiviteit in loondienst hebben, kunnen 2x langs de kassa passeren. Zij hebben 2 verschillende soorten beroepsinkomsten, en kunnen voor hun inkomen als werknemer én als zelfstandige gebruik maken van de kostenforfait of opteren om werkelijke beroepskosten te bewijzen.
Daarbij kunnen ze voor beide inkomsten afzonderlijk het meest interessante systeem kiezen.
Zeker als je als werknemer van je werkgever al een firmawagen, gsm, laptop en/of internetabonnement ter beschikking krijgt, zullen de bewijsbare beroepsinkomsten vaak niet erg hoog uitvallen, en is het de moeite waard om na te gaan of je niet beter voor het wettelijk forfait kiest. Je boekhouder kan dit makkelijk voor je narekenen.
Behalve ‘werknemers’ en ‘zelfstandigen’ bestaan er fiscaal gezien nog 3 andere beroepscategorieën: de bedrijfsleiders (= bestuurders en zaakvoerders van vennootschappen), de zelfstandigen met baten (= vrije beroepers) en de meewerkende echtgenoten.
Ook voor hen bestaan er wettelijke forfaits, die vooral door bedrijfsleiders (3% op de beroepsinkomsten met een maximum voor inkomsten 2021 van € 2.590,00) en meewerkende echtgenoten (5% op de beroepsinkomsten met een maximum voor inkomsten 2021 van € 4.320,00) vaak worden toegepast.
Voor de volledigheid vind je de berekening van de forfait voor vrije beroepers voor inkomsten 2021 in de onderstaande tabel.
Van |
Tot |
% |
0 |
6.250,00 |
28,70 |
6.250,00 |
12.430,00 |
10,00 |
12.430,00 |
20.680,00 |
5,00% |
20.680,00 |
70.538,16 |
3,00% |
70.538,16 |
- |
0,00% |
Maximum bedrag |
4.320,00 |
Wat ook je statuut is, je boekhouder is steeds de aangewezen persoon om samen met jou te bepalen of je al dan niet gebruik maakt van het wettelijk forfait.
Zelfs als je bewijsbare beroepsinkomsten een beetje hoger zijn dan de wettelijke forfait, kan het een veilige optie zijn om hiervan gebruik te maken. De fiscus zal deze namelijk nooit in twijfel trekken en/of daarop een controle uitoefenen. Bewijs je je beroepskosten, dan loop je het risico dat men bij een controle daarvan een gedeelte verwerpt, waardoor de aanvaarde beroepskosten lager kunnen uitvallen dan de wettelijke forfait, en je belastingfactuur hoger wordt.
De fiscus voorziet voor iedere beroepscategorie in een wettelijk forfait voor beroepskosten.
Voor zelfstandigen zullen de bewijsbare kosten vaak hoger liggen. Kan je echter slechts beperkte beroepskosten bewijzen, dan loont het zeker de moeite om samen met je boekhouder de piste van het wettelijk forfait toch te onderzoeken.
5754 views